Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2149

Datum uitspraak2007-08-22
Datum gepubliceerd2007-08-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200608026/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 10 mei 2006 heeft de gemeenteraad van Pijnacker-Nootdorp het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Heron" vastgesteld.


Uitspraak

200608026/1. Datum uitspraak: 22 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: 1.    de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, 2.    [appellant sub 2], wonend te Nootdorp, appellanten, en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 10 mei 2006 heeft de gemeenteraad van Pijnacker-Nootdorp het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Heron" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 3 oktober 2006, kenmerk DRM/ARW/06/5140A, beslist over de goedkeuring van dit plan. Tegen dit besluit hebben de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp bij brief van 3 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, en [appellant sub 2] bij brief van 27 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op 29 november 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 juli 2007, waar de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, vertegenwoordigd door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, en [appellant sub 2], in persoon en bijgestaan door A. Bil, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. 2.    Overwegingen Toetsingskader 2.1.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder: de WRO) in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: de Awb) rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast. Het plan 2.2.    Het plan voorziet in een bedrijventerrein en wordt globaal begrensd door de Rijksweg A12, de Hofpleinlijn en de 's-Gravenweg. Standpunt van verweerder 2.3.    Verweerder heeft het bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft daaraan goedkeuring onthouden. Volgens verweerder is het plan in strijd met de Eerste partiële herziening van het Streekplan Zuid-Holland West 2003. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat in het plan ten onrechte geen ruimte is gereserveerd voor autoinzamelings- en demontagebedrijven. In verband hiermee heeft verweerder gebruik gemaakt van zijn aanwijzingsbevoegdheid op basis van artikel 37 van de WRO. Standpunt van appellanten 2.4.    De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan het plan. Zij voeren hiertoe aan dat het opnemen van een specifieke bestemming voor autoinzamelings- en demontagebedrijven in strijd is met de wet. Voorts voeren zij aan dat ten onrechte aan het gehele plan goedkeuring is onthouden. [appellant sub 2] stelt in beroep dat verweerder ten onrechte aan zijn motivering van de onthouding van goedkeuring niet tevens de door hem aangevoerde bedenkingen ten grondslag heeft gelegd. Vaststelling van de feiten 2.5.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens. 2.5.1.    In juli 2003 is een intentieovereenkomst opgesteld tussen de provincie Zuid-Holland, de gemeente Den Haag en de gemeente Pijnacker-Nootdorp. In deze intentieovereenkomst is de bereidheid uitgesproken 6,5 hectare van het terrein "de Grote Driehoek" (het beoogde bedrijvenpark Heron) versneld te ontwikkelen voor regionale milieuhinderlijke bedrijven. Hiervan was 4 tot 5 hectare bedoeld voor de uitplaatsing van de autodemontagebedrijven uit de Binckhorst in Den Haag. Deze intentieovereenkomst is door de gemeenteraad van Pijnacker-Nootdorp afgewezen. 2.5.2.    Bij besluit van 15 september 2004 hebben de provinciale staten van Zuid-Holland het streekplan "Eerste partiële herziening Streekplan Zuid-Holland West 2003" opgesteld. Hierin is "kernpunt 64" gewijzigd in die zin dat inzake het terrein "de Grote Driehoek", dat reeds in het streekplan Zuid-Holland West 2003 was aangewezen voor de vestiging van milieuhinderlijke bedrijvigheid, aan de tekst van het streekplan onder andere het volgende wordt toegevoegd: "Deze locatie is geheel of gedeeltelijk met name bedoeld voor het hervestigen van autoinzamelings en -demontagebedrijven die de resterende wrakken verwerken en die afkomstig zijn van het tot een bedrijventerrein met een hoogwaardig vestigingsmilieu te transformeren bedrijventerrein de Binckhorst in de gemeente Den Haag." 2.5.3.    Bij brief van 21 juni 2005 heeft verweerder - in reactie op de startnotitie Grote Driehoek - aan het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp gevraagd op korte termijn aan te geven of er van mag worden uitgegaan dat bij het ontwerpbestemmingsplan alsnog tegemoet gekomen wordt aan het gestelde in de eerste herziening van het streekplan, dan wel dat bewust gekozen wordt voor een ontwerpbestemmingsplan waarin geen ruimte is gereserveerd voor autoinzamelingsbedrijven die afkomstig zijn van de Binckhorst. Hierbij is aangegeven dat afhankelijk van het antwoord zal worden besloten over het starten van een aanwijzingsprocedure ex artikel 37 en 38 van de WRO. 2.5.4.    Bij brief van 15 juli 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp aan verweerder medegedeeld dat hij voornemens is een voorontwerpbestemmingsplan in procedure te brengen dat de feitelijke vestiging van bedrijven in milieucategorie tot 4.2 in "de Grote Driehoek" niet uitsluit. 2.5.5.    Bij brief van 15 november 2005 heeft verweerder in reactie hierop medegedeeld dat indien de gevraagde specifieke bestemming voor autodemontage en schrootinzameling niet in het voorontwerpbestemmingsplan mocht zijn opgenomen, hij zijn verantwoordelijkheid zal nemen zodat deze functies worden zeker gesteld voor de regio. 2.5.6.    Door verweerder is op 14 februari 2006 het principebesluit genomen om over te gaan tot een aanwijzing op grond van artikel 37, vierde en vijfde lid, van de WRO. Bij brief van gelijke datum is aangegeven dat het aanwijzingsbesluit daadwerkelijk genomen wordt indien in mei 2006 vastgesteld moet worden dat de gemeenteraad van Pijnacker-Nootdorp geen medewerking verleent aan het verzoek van verweerder om het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen. 2.5.7.    Op 9 maart 2006 heeft overleg in de zin van artikel 37, vierde en vijfde lid, van de WRO plaatsgevonden. 2.5.8.    Op 10 mei 2006 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Heron" vastgesteld. 2.5.9.    Op 23 mei 2006 heeft verweerder een aanwijzingsbesluit met toepassing van artikel 37, vierde en vijfde lid, van de WRO genomen. 2.5.10.    Bij brief van 3 juli 2006 heeft de gemeenteraad medegedeeld dat geen medewerking zal worden verleend aan de opgedragen vaststelling of herziening van het bestemmingsplan. 2.5.11.    Op 3 oktober 2006 heeft verweerder goedkeuring onthouden aan het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Heron". 2.5.12.    Op 17 oktober 2006 heeft verweerder een voortontwerpbestemmingsplan voor de gronden van het bedrijvenpark Heron in procedure gebracht. 2.5.13.    Op 27 maart 2007 heeft verweerder het bestemmingsplan voor het bedrijvenpark Heron vastgesteld. Het oordeel van de Afdeling 2.6.    Gelet op het beroep van de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp staat allereerst ter beoordeling of de door verweerder genoemde motivering de onthouding van goedkeuring kan dragen. Ter zitting is als onweersproken komen vast te staan dat het gebied waarop het aanwijzingsbesluit van 23 mei 2006 ziet, betrekking heeft op hetzelfde gebied als de gronden van het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Heron". De Afdeling is van oordeel dat verweerder, nu ten tijde van de beslissing omtrent de goedkeuring een aanwijzingsbesluit was genomen dat zag op hetzelfde gebied als het voorliggende plan, reeds om die reden goedkeuring aan het voorliggende bestemmingsplan kon onthouden.    De Afdeling acht voorts niet onjuist dat de onthouding van goedkeuring zich in dit geval niet beperkt tot een deel van het bedrijventerrein dat ziet op de beoogde 4 hectare aangezien verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de situering van dit deel van het bedrijventerrein niet vaststaat en voorts dient te worden afgestemd met het overige deel van het bedrijventerrein. Hierbij laat de Afdeling overigens een oordeel omtrent de rechtmatigheid van het aanwijzingsbesluit in het midden. Dit kan, gelet op het bepaalde in artikel 37, achtste lid, van de WRO, eerst aan de orde komen in de procedure inzake het op aanwijzing opgestelde bestemmingsplan. Gelet op het voorgaande behoefde verweerder evenmin inhoudelijk in te gaan op de door [appellant sub 2] ingebrachte bedenkingen. Conclusie 2.6.1.    In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is voorbereid of genomen in strijd met het recht. De beroepen zijn ongegrond. Proceskosten 2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart de beroepen ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. G.N. Roes, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat. w.g. Bartel    w.g. Langeveld Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2007 317-547.